ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

1 Orthopedagogie - 1OM - Onderdelen - Personen met een handicap/2
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: -:-
Code: 1OM07
Academiejaar: 2007-2008
Type: kern
Niveau: inleidend
Programmajaar: 1
Periode binnen het modeltraject: M:2
Aantal studiepunten: 4
Wegingscoëfficient: 4
Totaal aantal contacturen: 44
Totaal studietijd: 104
Deeltijds programma:
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Adriaensens Joke
Van Dingenen Gwen
Van Heden Anki
Van Tongel Wim


 

KORTE OMSCHRIJVING
In dit opleidingsonderdeel maken we nader kennis met personen met een handicap. We besteden aandacht aan de ontwikkeling of het functioneren van deze personen binnen verschillende levensdomeinen en de beleving van de persoon en zijn omgeving. Verder geven we ook aandacht aan de gespecialiseerd opvoeder-begeleider, werkzaam in deze sector, tijdens de werkcolleges. In het hoorcollege gaan we dieper in op de verschillende beperkingen. Daarnaast belichten we ook het Vlaams Agentschap en de voorzieningen en diensten die werken met personen met een handicap. In de oefengroep gaan we deze kennis integreren in de wijze waarop we kinderen met een handicap ondersteunen. We gebruiken hiervoor verschillende casussen.

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM104 Refereert correct. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen. Kadert informatie binnen een grotere context. Hanteert technieken en methoden van onderzoek. Past beschrijvend onderzoek adequaat toe. Gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken.
  • OM105 Analyseert een voor hem / haar nieuw (niet eerder behandeld) probleem. Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen. Genereert een creatieve oplossing. Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
  • OM109 Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen. Gaat op een professionele wijze om met cultuurverschillen. Heeft de startbekwaamheid om zich te integreren in een internationale omgeving.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM211 Bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. Ziet informatietekort, zoekt naar aanvullende informatie. Analyseert een taak of werkproces. Beschikt over methoden om complexe problemen aan te pakken en de oplossing te evalueren. Komt door verder onderzoek tot oplossingen en hanteert hiertoe relevante kennis en (theoretische) inzichten.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM313 Analyseert de hulpvraag van de cliënt / het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handelingsplan of begeleidingsplan op vanuit het doel 'kwaliteit van leven'. Herformuleert agogische vragen. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobserveerde evoluties.
  • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
  • Het begrip 'handicap' kaderen in een sociaal-maatschappelijke dimensie of context (kwaliteit van het bestaan).
  • De kenmerken en verschijningsvormen van de verschillende vormen van beperkingen herkennen en beschrijven.
  • De factoren die kunnen leiden tot een handicap, opsommen en beschrijven.
  • De invloed van een beperking of stoornis op de ontwikkeling van de persoon herkennen, beschrijven en verbinden met  (voor)kennis over de menselijke ontwikkeling.
  • Inlevend rapporteren over de functionele en emotionele betekenis van het hebben van een handicap voor een persoon in/en zijn omgeving binnen de leersituatie.
  • Een formulering aanreiken van de (ortho)agogische hulpvraag met aansluitend een beschrijving geven van een adequaat (ortho)(ped)agogisch  klimaat.
  • De  visie beschrijven en verklaren die aan de grond liggen van (ortho)agogische middelen en methoden die vaak in de praktijk worden gebruikt; deze middelen en methoden herkennen en beschrijven.
  • De organisatie en de werking van een voorziening beschrijven waar personen met een handicap begeleid worden. 
  • De functie en taak beschrijven van de opvoeder-begeleider in hulpverleningsvoorzieningen voor deze personen, en deze  afgrenzen t.o.v. andere functies binnen deze voorzieningen. 
  • Zelfstandig op zoek gaan naar en een overzicht geven van de domeinen waar deze personen wonen, werken, leren, leven.
  • Zelfstandig en kritisch informatie opzoeken en verwerken in de vak- en andere literatuur en de media over bovenvermelde onderwerpen en deze informatie overzichtelijk en kernachtig schriftelijk en mondeling rapporteren binnen de leersituatie.
  • Groeien in een personale visie t.a.v. deze personen, m.a.w. het groeiproces doormaken van het leren kennen van  de persoon (met een handicap), met de dichtbij aansluitende attitude van openheid en acceptatie.      

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
geen
Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
geen
Andere begincompetenties
  • Denk- en redeneervaardigheid.
  • Hanteert geleerde begrippenkaders  actief in praktijksituaties (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden,begeleiden en welzijn en Mens in Ontwikkeling).
  • Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennis-ontwikkeling (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden, begeleiden en welzijn).
    • Analyseert voor hem/haar  nieuwe niet eerder behandeld probleem
    • Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen
    • Genereert een creatieve oplossing
    • Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden
  • Internationale gerichtheid  (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden, begeleiden en welzijn)
    • Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen.
  • Oplossingsgericht werken (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden,begeleiden en welzijn en Mens in Ontwikkeling).
    • Maakt een onderscheid tussen  hoofdzaken, bijzaken, bepaalt eerst hoofdlijnen en detailleert later.
  • Informatie verwerven en verwerken.
    • Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma’s,…
  • Beschikt over het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen, en oplossingen zowel aan specialisten als aan leken  (aansluitend bij OO Opvoeden, begeleiden en welzijn, Ervaren exploreren en communiceren deel 1).
    • Verduidelijkt en schrijft meningen, ideeën en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer.

LEERINHOUDEN
  • Dit opleidingsonderdeel behandelt personen met een handicap, zowel kinderen, volwassenen en bejaarden, en/in hun omgeving. De nadruk ligt hier op kinderen, omdat volwassenen meer aan bod komen bij het O.O. Orthopedagogisch handelen en teamwerk (module 6) en  het O.O. Exploratie en verdieping (module 8)
  • We maken eerst kennis met personen met een mentale handicap omdat zij een omvangrijke doelgroep uitmaken van de hulpverleningssector waarmee opvoeders-begeleiders aan het werk kunnen gaan.
  • We staan stil bij personen met een fysieke handicap, met name personen met een motorische handicap en personen met een niet-aangeboren hersenletsel. We benaderen hierbij ook die groep van kinderen die geconfronteerd worden met een chronische ziekte.
  • We geven aandacht aan de personen met een auditieve handicap en visuele handicap.
  • We sluiten af met een overzicht van de personen met een meervoudige handicap.
  • Alvorens meer te weten te komen over dieperliggende problemen, over de hulpverlening en het maatschappelijk en hulpverleningsbeleid zowel in België als in een internationale en interculturele  context (zie 2° en 3° jaar ), starten we in deze module met het verkennen van de kenmerken of de verschijningsvorm van de verschillende beperkingen, met de definiëring en afgrenzing van andere problemen.
  • We bespreken de oorzakelijke factoren bij een aangeboren of verworven beperking. 
  • We verdiepen ons in de beleving van het hebben van de handicap door de persoon zelf en door zijn omgeving vooral binnen onze Westerse cultuur in ons land. Hier en daar kijken we al wat verder de wereld in (internationale context). 
  • We blijven ook uitvoerig stilstaan bij de invloed ervan op de totale ontwikkeling van de persoon (vooral van het betreffende kind).  
  • Deze gegevens bieden ons steun bij het op zoek gaan naar de vraagstelling die deze personen uitzenden naar ons, hulpverleners, binnen de verschillende levensdomeinen waarin we hen kunnen ontmoeten.   
  • Vanuit deze vraagstelling leiden we de vaak gebruikte (hulp)middelen en methoden af bij de hulpverlening,  ingebed  in een totaal begeleidingsklimaat,aangeboden door talrijke voorzieningen binnen de sector van de gehandicaptenzorg.
  • We leren een voorziening van binnenuit kennen waarin we kennis maken met de rol van de opvoeder-begeleider 
  • We leren de opdracht, de organisatie van en de actuele ontwikkelingen kennen van het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap.
  • M.b.t. het methodisch handelen naar deze doelgroepen toe, beschrijven we systematisch het pedagogisch handelen, aansluitend bij het pedagogisch model Hellinckx - Ghesquière (zie module 1 O.O. Opvoeden, begeleiden en welzijn) op vlak van ontwikkelingsstimulering. We hebben hier aandacht voor het stimuleren van ontwikkeling via spel, via gedragsprogramma's en via het gebruik van leesmateriaal.

STUDIEMATERIAAL
  • Cursus Personen met een handicap
  • Steekkaarten methodisch handelen
  • Een boek geschreven door een ervaringsdeskundige

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

28

 lesuren

  26,42

practicum en oefeningen:

14

 lesuren

  13,21

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

62

 klokuren

  58,49

Verdere toelichting:
  • Hoorcolleges met beeldmateriaal en met ervaringsdeskundige als gastspreker.
  • Werkcolleges met integratie van opzoek- en leesopdrachten en met actieve werkvormen en participatie. Gastcollege van gespecialiseerde opvoeder begeleider uit de sector.
  • Oefengroepen die casusgestuurd zijn met ervaringsuitwisseling vanuit studiebezoeken.
  • Steekkaart Methodisch Handelen.
  • Zelfstudie.
  • Studiebezoek en rapportage.
  • Literatuuropdracht en opzoekopdrachten.

EVALUATIE

Eerste examenperiode
  • Aansluitend bij de HC's en WC's:
    • Een schriftelijk examen  met insluitend een vraag over de literatuuropdracht (boek ervaringsdeskundige) en/of het gastcollege. Totaal 15 / 20 punten. 
    • Het niet of onvoldoende uitwerken van de opdracht(en) voor het werkcollege geeft - 1 punt op de totale score van het schriftelijk examen.
  • Aansluitend bij de OG: 
    • Een individueel schriftelijk rapport over het studiebezoek met een persoonlijk belevingsverslag. Individuele score van 3/20 punten. Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. 
    • Presentatie van een vorm van methodisch handelen met een kleine groep tijdens een vooraf bepaalde oefengroep. Groepspunt van 2/20 met individuele weging

                                                                                                                                                   


tijd voor examinering
uren
2

%
 
 01,89

Tweede examenperiode
  • Een schriftelijk examen (HC, WC) met insluitend een vraag over de tijdens module 2 opgegeven literatuuropdracht : 15/20 punten.
  • Aansluitend bij de oefengroep: vanuit een casus met ondersteuningsvraag het handelen schriftelijk uitwerken en beschrijven: 2/20 punten.
  • 3 punten van de oefengroepopdracht studiebezoek, behaald tijdens de eerste zittijd, worden behouden en overgedragen naar de tweede examenperiode.