ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

3 Orthopedagogie - 3OM - Onderdelen - Stage/stage - supervisie/9 & 10
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: -:-
Code: 00063
Academiejaar: 2007-2008
Type: kern
Niveau: gespecialiseerd
Programmajaar: 3
Periode binnen het modeltraject: M:9
Aantal studiepunten: 30
Wegingscoëfficient: 30
Totaal aantal contacturen: 739
Totaal studietijd: 780
Deeltijds programma:
Examencontract: niet mogelijk
Deliberatie: niet mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Avonds Mieke
De Meulder Bert
De Roey David
De Wolf Sofie
Der Kinderen Gwenda
Hamvas Jessy
Schelles Riet
Serrien Jeannine
van Vlerken Mieke
Verjans Joël


 

KORTE OMSCHRIJVING

COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM101 Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties. Analyseert praktijksituaties. Integreert de wisselwerking theorie / praktijk in zijn handelen.
  • OM102 Doet aan communicatieve informatieverwerking in de vorm van het gebruik van classificatiesystemen, de opmaak van databanken, het samenstellen van dossiers, het inbrengen en ordenen van gegevens over de cliënt. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma's, databanken en rekenblad.
  • OM103 Geeft zijn mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Controleert voortgang en resultaten van het werkproces of project en stuurt bij waar nodig. Hanteert kritische zelfreflectie. Geeft op basis van die reflectie de eigen loopbaan permanent en actief vorm.
  • OM106 Neemt leidinggevend initiatief. Bewaakt groepsprocessen en coacht. Helpt met de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie. Voert beheerstaken uit waarvoor hij verantwoordelijk is op financieel en administratief gebied, op gebied van personeelsplanning en dienstverlening.
  • OM107 Verduidelijkt en schrijft ideeën, meningen en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer. Presenteert ideeën en feiten op heldere wijze. Maakt gebruik van juiste communicatiemiddelen.
Algemene beroepsgerichte competenties
    Beroepsspecifieke competenties
    • OM315 Onderneemt preventieve acties in dagelijkse situaties ter voorkoming of verergering van problemen. Signaleert risicofactoren ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen. Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening. Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.
    • OM316 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt / het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en middelen. Onderbouwt deze keuzes vanuit theoretische, orthoagogische en ethische kaders.
    • OM317 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkelings- en ontplooiingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    • SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN MBT STAGE.

     

    • De student heeft denk- en redeneervaardigheid.
       - benoemt de methoden, technieken en begrippenkaders die binnen de stageplaats gebruikt worden om het hulpverleningsdoel te bereiken.
       - Toont in rapportage dat hij praktijksituaties analyseert
       - Toont in zijn (ortho)(ped)agogisch handelen dat hij de wisselwerking theorie/praktijk integreert.
    • De student kan informatie verwerken en verwerven.
       - rapporteert over kritisch geselecteerde en relevante documentatie en/of literatuur
       - neemt observatieverslagen en dossiers door
       - stelt vragen en wisselt kennis en ervaring uit
    • De student kan wetenschappelijke toepassing gebruiken.
       - gaat op zoek naar geformuleerde oplossingen in de literatuur om een gelijkaardige situatie aan te pakken
    • De student heeft projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling
       - kan een nieuw (niet eerder behandeld) probleem linken aan reeds gekende en opgeloste problemen
       - toont creativiteit in het zoeken naar oplossingen
       - vraagt bij eventuele problemen ondersteuning aan de juiste personen
    • De student kan leidinggeven.
       - beschrijft het evenwicht tussen individueel en groepsgericht werken en toont hiertussen een bewuste keuze in zijn handelen
       - beschrijft en bespreekt groepsdynamische processen
       - hanteert deze groepsdynamische processen
       - begeleidt de groep in dagelijkse situaties
       - organiseert en biedt intentionele groepsactiviteiten aan
       - speelt in op niet georganiseerde momenten, neemt leidinggevend initiatief
       - handelt consequent volgens de beroepscode en wijst andere gedragingen op een adequate manier af
    • De student kan oplossingsgericht werken.
       - hanteert verschillende methoden en technieken vertrekkend vanuit de hulpvraag van de cliënt/ om een complex probleem aan te pakken
       - evalueert deze methoden en technieken kritisch
    • De student kan handelingen plannen.
       - observeert actief
       - neemt een actief luisterende houding aan
       - vormt zich een beeld van de cliënt, formuleert en toetst hierbij hypothesen
       - formuleert de hulpvraag van de cliënt. Rapporteert hierover formeel en informeel
       - benoemt de eigenschappen, activiteiten, gedragingen en houdingen van de cliënt die ondersteund , gestimuleerd of gewijzigd worden.
       - Vanuit dit inzicht  rapporteert de student over geobserveerde evoluties om alzo geformuleerde doelen en middelen in het handelings- of begeleidingsplan te optimaliseren
       - hanteert het handelings- of begeleidingsplan als leidraad 
    • De student is organisator en ondersteuner m.b.t. wonen, leren en vrije tijd.
       - organiseert en begeleidt woon-, leer-, werk- en vrijetijdsactiviteiten op methodische, planmatige wijze
    • De student kan preventief werken.
       - handelt preventief binnen de context van de individuele hulpverlening en binnen dagelijkse situaties.
    • De student kan psycho-sociaal begeleiden.
       - bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt/ het cliëntsysteem en alle betrokkenen.
       - Stelt zich meerzijdig partijdig op.
       - Stelt zich emanciperend en integratiebevorderend op.
    • De student kan (ped)agogisch begeleiden.
       - Beschrijft de eigenheid van de doelgroep (mogelijkheden en beperkingen, specifieke problemen, interesses, gevoeligheden, contactname, communicatie, sociale perspectieven, maatschappelijke context, …)
       - brengt een klimaat tot stand waarin cliënten met een ondersteuningsbehoefte optimale ontwikkeling- en ontplooiingskansen krijgen.
       - In de omgang met de cliënt toont de student een evenwicht tussen: emotionaliteit en rationaliteit, directieve interventie en non-directieve houding, afstand en nabijheid.
       - Bevordert en onderhoudt de cognitieve, emotionele, sociale en motorische ontwikkeling.
    • De student is ondersteuner en ontwikkelaar van netwerken
       - ondersteunt netwerken van de cliënt.
       - behartigt de belangen en de rechten van de cliënt en het cliëntsysteem.
    • De student kan teamgericht werken.
       - Rapporteert mondeling en schriftelijk: briefing, dagboek, teamvergadering,…
       - heeft respect voor inbreng van anderen
       - getuigt van een groepsgerichte ingesteldheid
       - neemt initiatief tot het opnemen van en uitvoeren van taken, neemt verantwoordelijkheid op in/voor het team
       - houdt zich consequent aan gemaakte afspraken
       - werkt op een coöperatieve manier samen, motiveert, stimuleert, enthousiasmeert en coacht binnen het team
       - stelt op gepaste wijze de teamwerking in vraag (visie, communicatiepatronen, de rollen, de begeleidingsstijl, het groepsklimaat, naleven van afspraken,…)
       - verwerft een eigen plaats binnen het team, rekening houdend met zijn mandaat en positie van stagiair.
    • De student is Internationaal gericht.

     - Gaat op professionele wijze om met cultuurverschillen.
     - Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen

    •  Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid, samenhangend met de beroepspraktijk
       - Beschrijft de structuur van de organisatie, de functies binnen de organisatie, de samenwerkingsverbanden en de communicatiekanalen en participeert er, indien mogelijk, op een constructieve wijze aan.
       - Benoemt de verschillende disciplines en grenst deze af van de eigen functie als GOB
       - levert een bijdrage aan de uitvoering en evaluatie van kwaliteitszorg binnen de organisatie
       - neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep en inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken
    • De student heeft de  ingesteldheid tot levenslang leren.
       - formuleert leerpunten en gaat op zoek naar wegen om de vastgestelde punten weg te werken.
       - Controleert voortgang en resultaten van het leerproces en stuurt bij waar nodig.
       - Maakt zijn leerproces zichtbaar voor zichzelf, het team, de stagebegeleider en de praktijklector
       - Staat open voor feedback, neemt initiatief tot het vragen van en geven van feedback
    • De student kan kritisch reflecteren.
       - geeft mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. (cfr attitudesteekkaart)
       - Beschrijft en bespreekt zijn reflecties op de stage-ervaringen.
       - Hanteert kritische zelfreflectie als beroepshouding. 
    • De student kan kritisch reflecteren
       - Selecteert adequate werksituatie(s) en beschrijft hierbij zijn persoonlijke grondhouding.
       - Formuleert vanuit de persoonlijke grondhouding leergebieden en leerdoelen op vlak van werkuitvoering.
       - Formuleert vanuit het geselecteerde leergebied en leerdoel, en vanuit de bevraagde grondhouding, leervragen op vlak van het persoonlijke leerproces.
       - Bevraagt leergebieden van andere studenten op een gepaste wijze.
       - Abstraheert aan de hand van de theoretische kennis de werkervaring of concretiseert de theoretische kennis aan de hand van de werkervaring.
       - Breidt de kennis over de werkuitvoering uit naar het totale werkveld van een GOB, door de persoonlijke werkervaringen en die van andere groepsleden te verbreden.

     

    • De student kan informatie verwerven en verwerken
       - Structureert zijn reflecties op het eigen handelen in een helder werkverslag aan de hand van de reflectiecyclus (zie leergroep 1 OM).
       - Rapporteert in een reflectieverslag over de stagesupervisiebijeenkomst, en (zowel wat betreft de inhouden als wat betreft de groepsprocessen en de gekregen feedback).
       - Toont in zijn bevraging dat de werkverslagen van medesupervisanten grondig gelezen worden. 

     

    • De student kan projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling.
       - Bezorgt nauwkeurig verslaggeving aan de leden van de stagesupervisiegroep en heeft deze ter beschikking tijdens sessies.
       - Neemt actief deel aan de groepsessies door situaties helder te verwoorden, in te gaan op vragen van anderen en de anderen te bevragen.
       - Toont in de voorstelling van zijn portfolio dat hij opdrachten en/of informatie verwerkt in functie van het eigen leerproces (bvb verbinding theorie en praktijk).

     

    • De student kan beschikken over het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken.
       - Weegt zorgvuldig af welke informatie betreffende de cliënten, het beroepsteam en de organisatie noodzakelijk en gepast is binnen de stagesupervisiegroep (cfr. deontologie).
       - Respecteert vertrouwelijkheid van uitgewisselde informatie.
       - Hanteert een zorgzaam schriftelijk en mondeling taalgebruik.

     

    • De student kan teamgericht werken
       - Draagt zorg voor een veilig leerklimaat in de stage-supervisiegroep.
       - Betuigt respect voor ideeën, gevoelens, visies, normen en waarden van de leden van de stage-supervisiegroep.
       - Geeft adequaat feedback (dwz actief luisteren naar het leermateriaal van de medestudenten; feedback constructief formuleren en nagaan hoe deze ontvangen is).
       - Openstaan voor feedback (dwz actief luisteren naar feedback door supervisor en andere groepsleden en aangeven hoe men de feedback ontvangt).
       - Benoemt rolpatronen binnen het groepsgebeuren van de stagesupervisie.

     

    • De student heeft besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid, samenhangend met de beroepspraktijk
        - Verwoordt wat de invloed van de brede maatschappelijke context en universeel normatief denken (ethisch denken, rechten van de  mens) is op de eigen grondhouding. 

     

    • De student heeft de ingesteldheid tot levenslang leren
       - Verkent persoonlijke leerwegen en actiewegen om zijn leerproces tot stand te brengen.
       - Maak dit leerproces zichtbaar in het reflectieverslag.
       - Maakt in het eindverslag een leerlijn zichtbaar (met leerdoelen en leervragen) die aantoont wat meegenomen wordt naar de volgende werkervaring .

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

    Geslaagd voor het tweede programmajaar orthopedagogie

    Specifieke voorwaarden voor ‘Stage/stage-supervisie in het buitenland:

    1. Geslaagd voor het tweede programmajaar
    2. Geslaagd voor stage/stage-supervisie tweede programmajaar met minstens 12/20
    3. Voldoen aan de specifieke selectiecriteria vermeld in de leidraad voor kandidaat-studenten buitenlandse stage/stage-supervisie

    Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn

    Andere begincompetenties

    LEERINHOUDEN
    •   Vertrekkend vanuit de praktijksituaties komen volgende thema's aan bod: werken met de doelgroep, werken in teamverband, werken binnen een organisatie en werken rond zichzelf als gespecialiseerd opvoeder-begeleider. We benaderen deze thema's vanuit integratie, reflectie en evaluatie.

    STUDIEMATERIAAL
    • Stagebundel, stagecontract, uurschema's, stagereglement, rapportage in functie van stage en stagesupervisie, evaluatieformulieren van stage en stagesupervisie, het beroepsprofiel van de opvoeder-begeleider en syllabus leergroep van het eerste en het tweede jaar.

    WERKVORMEN
    Soort werkvorm uren  

    %

    hoor- en werkcolleges:

    0

     lesuren

      00,00

    practicum en oefeningen:

    710

     lesuren

      75,85

    vormen van groepsleren:

    24

     lesuren

      02,56

    studietijd buiten contacturen:

    197

     klokuren

      21,05

    Verdere toelichting:
    • De student loopt een stage van 16 weken in een eenzelfde voorziening, met een vast team van professionelen. De student wordt ingeschakeld in een bestaande werking en krijgt ruimte om te participeren, zich de taken van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider eigen te maken, en te evolueren naar een actief en zelfstandig functioneren als opvoeder-begeleider.
    • De student presteert 36u/week op de werkvloer,
    • Hij mag 2u/ week besteden aan verslaggeving en studie.
    • De student wordt begeleid vanuit de hogeschool door een praktijklector, deze laatste voorziet verschillende contacten nl: een infomoment op school bij aanvang van de stage, een telefonisch contact met de stagebegeleider bij aanvang van stage, een tussentijdse evaluatie, een eindevaluatie op de stageplaats en een nabespreking tijdens module 11.
    • De stagiair wordt uitgenodigd in de school voor  stagesupervisiebijeenkomsten. (zie stagebundel ) Werkervaringen worden in een groep van vier collega-stagiairs besproken onder begeleiding van de stagesupervisor. Samen wordt gezocht naar de manier waarop de student zijn ervaring en vakkennis verbindt, er wordt ingegaan op de vraag wat hij heeft  geleerd en hoe. De stagesupervisie als ondersteuning bij de stage bestaat uit: 7 stagesupervisiebijeenkomsten,het tussen de bijeenkomsten maken van reflectieverslagen en werkverslagen als voorbereiding voor de volgende bijeenkomst,een tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie.
    • Op vraag van praktijklector, stagebegeleider of student kunnen er individuele gesprekken georganiseerd worden.
    • De student wordt op de stageplaats begeleid door een stagebegeleider die op regelmatige basis feedbackgesprekken organiseert.
    • portfolio met verslaggeving (zie stagebundel).

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode

    De stagebeoordeling gebeurt op basis van:
    de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie aan de hand van het evaluatieschema, waarbij de stagiair aanwezig is;
    een kwantitatieve beoordeling aan de hand van procentuele normen, waarbij de stagiair in principe niet aanwezig is;
    een appreciatie onder de vorm van een synthese gegeven aan de stagiair door de praktijklector en de stagebegeleider;

    • Voor het toekennen van de punten, door de praktijklector, wordt rekening gehouden met: de al dan niet behaalde competenties, de evoluties van de stagiair over de drie studiejaren en de twee stageperiodes, de stagesupervisies, de eventuele individuele besprekingen, de evaluatiebesprekingen en de schriftelijke opdrachten die verwacht worden van de stagiair door de praktijklector van de school.
    • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm ; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

    tijd voor examinering
    uren
    5

    %
     
     00,53

    Tweede examenperiode
    Voor dit opleidingsonderdeel is geen tweede zittijd mogelijk.