ECTS-database Plantijn Hogeschool
  
 

1 Bedrijfsmanagement - 1RP - Onderdelen - Personen- en familierecht/4
  

O.O. heeft componenten: Neen
Afstudeerrichting: -:-
Code: 1RT11
Academiejaar: 2007-2008
Type: kern
Niveau: inleidend
Programmajaar: 1
Periode binnen het modeltraject: M:4
Aantal studiepunten: 5
Wegingscoëfficient: 5
Totaal aantal contacturen: 44
Totaal studietijd: 130
Deeltijds programma:
Examencontract: mogelijk
Deliberatie: mogelijk
Vrijstelling of overdracht: mogelijk
Onderwijstaal: Nederlands
Lector(en): Herman Jef
Lecoutre Rudi


 

KORTE OMSCHRIJVING

Studie van het juridisch statuut van de persoon zelf en in zijn relatie tot de familie van bij de geboorte tot het overlijden.

 


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • JM101 Denk- en redeneervaardigheid
  • JM102 Verwerven en verwerken van informatie
Algemene beroepsgerichte competenties
  • JM209 Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën.
  • JM210 Het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
Beroepsspecifieke competenties
  • JM312 Voorstudie: hij kan gegevens verzamelen, vakliteratuur bijhouden, wetswijzigingen en evoluties in de rechtspraak opvolgen, een probleem analyseren, besluiten formuleren, vakgenoten en andere deskundigen consulteren.
  • JM313 Creatie: hij kan juridische informatie systematisch verzamelen, analyseren en interpreteren, een eigen vakbibliotheek aanleggen en bruikbaar houden
  • JM314 Advies- en informatieverstrekking: hij kan bedrijfsjuridische adviezen formuleren (aan personeel en directie) in zijn domein van tewerkstelling, hij is in staat om juridische teksten te synthetiseren en te vulgariseren, hij verleent advies buiten het bedrijf (aan klanten, overheid, andere bedrijven,?)
  • JM316 Controle: hij doet controle op de juiste interpretatie van wetgeving, rechtspraak en procedures, hij controleert het bestaan van nieuwe wetgeving en zorgt voor de verspreiding ervan,hij doet opvolging van contracten, termijnen
  • JM321 Kritische ingesteldheid: hij kan de feiten objectief weergeven, heeft relativeringsvermogen, hij controleert de argumenten van de tegenpartij steeds op hun juistheid en tracht ze te ontzenuwen
  • JM322 Beslissingsvermogen: hij kan een gemotiveerd standpunt omtrent een juridische vraag formuleren, hij neemt naargelang zijn verantwoordelijkheid zelf een beslissing of in overleg.
  • JM329 Resultaatgerichtheid: hij is altijd gericht op de oplossing van problemen of het vermijden van conflicten, hij maakt de juiste afweging tussen de opportuniteit van een proces of een compromis.
  • JM331 Aandacht voor competentieontplooiing: Hij kan de vakliteratuur hanteren, hij blijft door constante studie op de hoogte van de evolutie van het recht.
  • JM336 Juridische kennis: hij heeft de vereiste kennis van wetgeving, rechtsleer, rechtspraak van: staatsrecht, administratief recht, burgerlijk recht, strafrecht, gerechtelijk privaatrecht, handels-en economisch recht, sociaal recht, fiscaal recht, milieurecht. Afhankelijk van de gekozen afstudeerrichting beheerst hij grondige de juridische domeinen hieraan gerelateerd.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
  • De student heeft inzicht in de basisprincipes van het Personenrecht, het Gezins- en familierecht.
  • De student kan aan de hand van een concrete minicasus de verworven kennis toepassen en een oplossing uitwerken.

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn

geen


Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
geen
Andere begincompetenties
De student dient in het wetboek opzoekingen te kunnen verrichten.
LEERINHOUDEN
1. Inleiding tot het peronenrecht
2. Het bestaan van de persoon
3. De staat van de persoon
4. De identificatie van de persoon
5. Registratie en publiciteit
6. De persoonlijkheidsrechten
7. De nationaliteit
8. Dwangopneming van geesteszieken
9. Inleiding tot de onbekwaamheid
10. Rechtsonbekwamen
11. Minderjarigen
12. Onbekwame en beschermde meerderjarigen
13. Inleiding tot het gezins- en familierecht
14. Inleiding tot het verticale gezins- en familierecht
15. De oorspronkelijke of declaratieve afstamming
16. De adoptieve of constitutieve afstamming: adoptie
17. Afgesplitste afstamming
18. Verwantschap
19. Aanverwantschap
20. Onderhoudsrecht
21. Gezag en contact
22. Inleiding tot het horizontale familierecht
23. Huwelijk
24. Wettelijke samenwoning
25. Feitelijke samenwoning

STUDIEMATERIAAL
  • SEYNAEVE, P.,.Personen- en Familierecht, Leuven, Acco 2006
  • Burgerlijk Wetboek

WERKVORMEN
Soort werkvorm uren  

%

hoor- en werkcolleges:

42

 lesuren

  26,92

practicum en oefeningen:

0

 lesuren

  00,00

vormen van groepsleren:

0

 lesuren

  00,00

studietijd buiten contacturen:

112

 klokuren

  71,79

Verdere toelichting:
Hoorcolleges, vraag- en leergesprek: de student krijgt de mogelijkheid tot het stellen van individuele vragen; het ontwikkelen van een klassikale discussie wordt gestimuleerd

EVALUATIE

Eerste examenperiode
Schriftelijk examen over twee uren met vijf praktijkvragen die met gebruik van het wetboek behandeld dienen te worden. Elke vraag staat telkens voor vier punten. De antwoorden dienen gemotiveerd te worden en de toe te passen wetgeving dient aangegeven te worden. Een niet gemotiveerd antwoord, ook al is het correct, wordt met een nul gekwoteerd. Op het examen mag het wetboek worden gebruikt. In het wetboek is onderlijnen en kleuren toegelaten maar geschreven tekst of cijfers zijn niet toegelaten.
tijd voor examinering
uren
2

%
 
 01,28

Tweede examenperiode
Schriftelijk examen over twee uren met vijf praktijkvragen die met gebruik van het wetboek behandeld dienen te worden. Elke vraag staat telkens voor vier punten. De antwoorden dienen gemotiveerd te worden en de toe te passen wetgeving dient aangegeven te worden. Een niet gemotiveerd antwoord, ook al is het correct, wordt met een nul gekwoteerd. Op het examen mag het wetboek worden gebruikt. In het wetboek is onderlijnen en kleuren toegelaten maar geschreven tekst of cijfers zijn niet toegelaten.