1 Bedrijfsmanagement - 1RP - Onderdelen - Gerechtelijk privaatrecht/2 |
|
|
|
O.O. heeft componenten: |
Neen |
Afstudeerrichting: |
-:- |
Code: |
00538 |
Academiejaar: |
2007-2008 |
Type: |
kern |
Niveau: |
gespecialiseerd |
Programmajaar: |
1 |
Periode binnen het modeltraject: |
M:2 |
Aantal studiepunten: |
3 |
Wegingscoëfficient: |
3 |
Totaal aantal contacturen: |
28 |
Totaal studietijd: |
78 |
Deeltijds programma: |
|
Examencontract: |
mogelijk |
Deliberatie: |
mogelijk |
Vrijstelling of overdracht: |
mogelijk |
Onderwijstaal: |
Nederlands |
Lector(en): |
Scheers Dirk
|
|
KORTE OMSCHRIJVING
|
In het eerste deel van Gerechtelijk Privaatrecht worden de basisbegrippen van het burgerlijk procesrecht behandeld. Daarbij wordt een overzicht gegeven van de rechterlijke organisatie en de organisatie van enkele specifieke juridische beroepen. Tenslotte wordt een overzicht gegeven van de bevoegdheid van de verschillende rechtscolleges.
|
COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren
van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)
|
Algemene competenties
|
- JM101 Denk- en redeneervaardigheid
- JM102 Verwerven en verwerken van informatie
- JM107 Ingesteldheid tot levenslang leren
|
Algemene beroepsgerichte competenties
|
- JM209 Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën.
|
Beroepsspecifieke competenties
|
- JM312 Voorstudie: hij kan gegevens verzamelen, vakliteratuur bijhouden, wetswijzigingen en evoluties in de rechtspraak opvolgen, een probleem analyseren, besluiten formuleren, vakgenoten en andere deskundigen consulteren.
- JM314 Advies- en informatieverstrekking: hij kan bedrijfsjuridische adviezen formuleren (aan personeel en directie) in zijn domein van tewerkstelling, hij is in staat om juridische teksten te synthetiseren en te vulgariseren, hij verleent advies buiten het bedrijf (aan klanten, overheid, andere bedrijven,?)
- JM316 Controle: hij doet controle op de juiste interpretatie van wetgeving, rechtspraak en procedures, hij controleert het bestaan van nieuwe wetgeving en zorgt voor de verspreiding ervan,hij doet opvolging van contracten, termijnen
- JM321 Kritische ingesteldheid: hij kan de feiten objectief weergeven, heeft relativeringsvermogen, hij controleert de argumenten van de tegenpartij steeds op hun juistheid en tracht ze te ontzenuwen
- JM325 Leergierigheid: hij beseft de noodzaak tot levenslang leren, hij heeft een nooit aflatende interesse voor de evoluties binnen het recht, hij heeft een brede maatschappelijke interesse die zich uit in het volgen van de actualiteit, parlementaire werkzaamheden en ethische kwesties.
- JM336 Juridische kennis: hij heeft de vereiste kennis van wetgeving, rechtsleer, rechtspraak van: staatsrecht, administratief recht, burgerlijk recht, strafrecht, gerechtelijk privaatrecht, handels-en economisch recht, sociaal recht, fiscaal recht, milieurecht. Afhankelijk van de gekozen afstudeerrichting beheerst hij grondige de juridische domeinen hieraan gerelateerd.
|
SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
|
- De student heeft inzicht in de basiskenmerken van het burgerlijk procesrecht en de organisatie van een aantal juridische beroepen en ambten. De student kan dit inzicht aantonen door het oplossen van concrete en praktijkgerichte casussen.
- De student kan aan de hand van een concrete hoofdvordering of tussenvordering de bevoegde rechter bepalen.
|
|
VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
|
Opleidingsonderdelen waarvoor voorafgaand credits dienen behaald te zijn
|
geen
|
Opleidingsonderdelen die vooraf dienen gevolgd te zijn
|
De student wordt veronderstelt het opleidingsonderdeel Bronnenstudie reeds gevolgd te hebben zodat er reeds inzicht is verworven in de begrippen rechtsleer, rechtspraak en juridische bronnen geconsulteerd kunnen worden.
|
Andere begincompetenties
|
geen
|
LEERINHOUDEN
|
DEEL I: ALGEMENE BEGINSELEN
Titel I Wezen en functie van het gerechtelijk recht
- Hoofdstuk 1: Begripsomschrijving
- Hoofdstuk 2: Bronnen
- Hoofdstuk 3: Karaktertrekken
- Hoofdstuk 4: Basisbeginselen
- Hoofdstuk 5: Toepassingsgebied
Titel II Basisbegrippen van het gerechtelijk recht
- Hoofdstuk 1: De rechtsvordering
- Hoofdstuk 2: Het geschil
- Hoofdstuk 3: Het geding
- Hoofdstuk 4: De rechtsprekende handeling
Titel III Rechterlijke organisatie
- Hoofdstuk 1: Staatsmacht
- Hoofdstuk 2: De Hoge Raad voor de Justitie en de Adviesraad van de Magistratuur
- Hoofdstuk 3: Leden van de rechterlijke macht
- Hoofdstuk 4: Medewerkers van het gerecht
DEEL II DE BEVOEGDHEID
Titel I Begripsomschrijving
- Hoofdstuk 1: Rechtsmacht
- Hoofdstuk 2: Bevoegdheid
Titel II Rechtskarakter
- Hoofdstuk 1: Rechtsmacht
- Hoofdstuk 2: Bevoegdheid
Titel III Algemene beginselen
- Hoofdstuk 1: Materiële bevoegdheid
- Hoofdstuk 2: Territoriale bevoegdheid
Titel IV Bevoegdheidsregeling
- Hoofdstuk 1: Materiële bevoegdheid
- Hoofdstuk 2: Territoriale bevoegdheid
- Hoofdstuk 3: Bevoegdheidsincidenten
|
STUDIEMATERIAAL
|
- Gerechtelijk Wetboek
- LAENENS, J., BROECKX, K. en SCHEERS, D., Handboek gerechtelijk recht, Antwerpen, Intersentia, 2004, 691. (studenteneditie)
- Door middel van het handboek kunnen de colleges gevolgd worden en kan de student de leerstof verder uitdiepen.
|
WERKVORMEN
|
Soort werkvorm
|
uren
|
|
%
|
hoor- en werkcolleges:
|
22
|
lesuren
|
22,92
|
practicum en oefeningen:
|
2
|
lesuren
|
02,08
|
vormen van groepsleren:
|
2
|
lesuren
|
02,08
|
studietijd buiten contacturen:
|
68
|
klokuren
|
70,83
|
Verdere toelichting:
- Hoorcolleges.
- Begeleidingsmomenten: individuele vraagstelling door studenten, onmiddellijke en mondelinge feedback door docent.
- Voor de persoonlijke verwerking krijgt de student oefeningen ter beschikking die tijdens het laatste college in groep worden besproken.
|
EVALUATIE
|
|
Eerste examenperiode
|
Schriftelijk examen over twee uren met tien praktijkvragen die met gebruik van het wetboek behandeld dienen te worden. Elke vraag staat telkens voor twee punten. De antwoorden dienen telkens gemotiveerd te worden en de toe te passen wetgeving dient aangegeven te worden. Een niet gemotiveerd antwoord, ook al is het correct, wordt met een nul gekwoteerd. Op het examen mag het wetboek worden gebruikt. In het wetboek is onderlijnen en kleuren toegelaten maar geschreven tekst of cijfers zijn niet toegelaten.
|
tijd voor examinering
|
|
Tweede examenperiode
|
Idem eerste periode.
|
|
| |
|