1. Herkent de kwalitatieve verschillen in de ontwikkeling van ASS.
- Informatie verwerven en verwerken.
1. De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties
2. De student heeft zicht op de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS.
3. De student verwerft inzicht in de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS.
4. De student verkent detaildenken, de sensoriële waarneming en betekenisverlening bij ASS.
- Reflecteren.
1. De student kan het ijsbergdenken hanteren als middel bij de reflectie rond eigen ontwikkeling.
2. De student kan over zijn eigen proces van ontwikkeling en groei in het kijken naar en omgaan met autisme/ evolutie binnen zijn werkcontext, reflecteren.
3. De student kan kritisch reflecteren en getuigen van inzicht in een probleemstelling.
- Wetenschappelijke toepassing
1. De student kan de resultaten van formeel en informeel onderzoek interpreteren.
2. De student kan een N=1 onderzoek uitvoeren.
3. De student kan een informeel onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren.
4. De student brengt informatie uit verschillende bronnen samen en kadert informatie binnen een grotere context.
- Projectmatig en methodisch handelen
1. De student kan een informeel onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren.
2. De student kan omschrijven waarom onderzoek belangrijk is en heeft weet van de onderzoeksinstrumenten.
3. De student kan een taakanalyse maken op het vlak van sociale vaardigheden.
4. De student kan een aangepaste activiteit analyseren.
1. De student kan de eigen vorm van communicatie afstemmen op de communicatie van personen met ASS
- Persoonlijke en professionele ontwikkeling
1. De student verbreedt en verdiept de eigen competenties door zelfstudie en deskundigheidsbevordering.
2. De student vaardigheden ontwikkelen om in de praktijk te werken met mensen met ASS
3. De student ontwikkelt een begeleidingshouding waarin de persoon met autisme niet samenvalt met zijn handicap en waar tegelijk aandacht is voor de pervasieve aspecten van autisme..
- Internationale gerichtheid.
1. De student kan anderstalige , buitenlandse literatuur hanteren.
- Algemene competenties.
- Teamgericht werken
1. De student kan samenwerken in een multidisciplinair team.
2. De student neemt verantwoordelijkheid op in het leerteam.
3. De student kan samenwerken op een coöperatieve manier in de groep en in de ruime context van een organisatie.
4. De student kan het specifieke van ASS vertalen op een gepaste wijze in een team.
- Oplossingsgericht werken.
1. De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties.
- Maatschappelijke verantwoordelijkheid.
1. De student kan vanuit een ondersteuningsdenken zijn handelen sturen.
- Beroepsspecifieke competenties.
Handelingsplanner
1. De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties.
De student kan op deze terreinen informeel onderzoek uitvoeren en op basis hiervan leerdoelen formuleren en uitwerken.
2. De student kan vanuit resultaten van onderzoek een individueel HP opstellen.
3. De student kan probleemgedrag een plaats geven binnen de diagnose.
4. De student kan het ‘ijsbergdenken’ toepasen personen met ASS.
5. De student kan objectief rapporteren.
6. De student herkent de cognitieve stijl (informatieverwerking) van ASS.
7. De student kan een handelingsplan uitwerken en aanpassen aan de noden van personen met autisme.
Ondersteuner van processen mbt wonen, werken,leren, vrije tijd.
1. De student heeft een grondige kennis op het terrein van redzaamheid, vrije tijdsbesteding, commmunicatieve problemen en sociale interacties.
De student kan op deze terreinen informeel onderzoek uitvoeren en op basis hiervan leerdoelen formuleren en uitwerken.
2. De student kan een georganiseerde leer- een leefomgeving (of werkomgeving) ontwikkelen voor de persoon met ASS.
3. De student is in staat om functionele leerdoelen te ontwikkelen voor de persoon met autisme.
- (Ped)agogische begeleider.
1. De student is in staat om de persoon met autisme voldoende basisveiligheid te bieden zodat deze laatste maximale ontwikkelingskansen krijgt.
2. De student kan de gevolgen van de cognitieve stijl op de sociaal-emotionele ontwikkeling, op de sociale interactie en de communicatie van personen met ASS hanteren.
3. De student kan leerdoelen formuleren en uitwerken.
4. De student kan een taakanalyse maken op het vlak van sociale vaardigheden.
5. De student kan een georganiseerde leer- een leefomgeving (of werkomgeving) ontwikkelen voor de persoon met ASS
6. De student is in staat om de persoon met autisme voldoende basisveiligheid te bieden zodat deze laatste maximale ontwikkelingskansen krijgt an vanuit een ondersteuningsdenken zijn handelen sturen.
7. De student ontwikkelt een begeleidingshouding waarin de persoon met autisme niet samenvalt met zijn handicap en waar tegelijk aandacht is voor de pervasieve aspecten van autisme.